Diep in de jungle
Blijf op de hoogte en volg Coassistent
10 Oktober 2015 | Suriname, Paramaribo
Vanaf het moment dat ik in de bus stapte was ik in een andere wereld. Er werd geen woord Nederlands meer gesproken, de bus zat vol met Creolen (de van oorsprong Afrikaanse Surinamers, ex-slaven, bosnegers, Moronen) en de hoeveelheid bagage en mensen die in een bus worden gepropt doet me ook niet bepaald denken aan Connexion. Vier uur lang zit ik in een kippenhok met kakelende Creolen die net zo enthousiast lijken als ik. Hoewel ik opgevouwen zit bij een wielkast, ingeklemd tussen bagage en een oud dametje geniet ik intens. We rijden Paramaribo uit en rijden de jungle in. Tussen de eeuwige groene bomen duiken dorpjes op, langs de weg lopen moeders met kinderen op hun rug en enkele koters erom heen rennend. De kinderen zijn dol enthousiast als de bus langs rijdt en er wordt gezwaaid, geschreeuwd en gelachen. Ik lach mee, de grijns is de hele dag niet van mijn gezicht geweest. Het deerde mij niet dat we 100x stopten om dan weer iemand te droppen, dan weer iemand op te halen, iets te kopen, een plaspauze of gewoon om even te stoppen; ik kon alleen maar lachen. Aan het eind van de weg is het een drukte van jewelste en liggen tientallen boten. Direct komen er mannen op me af om te vragen waar ik naartoe moet en binnen een minuut weet ik dat ik mijn reis ga vervolgen met de man in het paarse shirt en de blauwe boot. Het is nog even wachten; ik ben niet anders gewend in Suriname en ik zoek een plaatsje in de schaduw en kijk mijn ogen uit. De school is blijkbaar net uit en honderden kinderen in blauw geruite bloesjes stappen de boot in. Daarna komt er een bus met geblindeerde ramen die tot aan de waterkant rijdt en daar kunnen natuurlijk alleen maar bakra’s uit komen. En ja hoor, er stappen 6 stelletjes met afritsbroeken, safarihoedjes, camera’s en backpacks uit de bus. De gids zal wel instructies hebben gegeven want iedereen rits de pijpen aan de broek, doet lange mouwen aan en smeren zichzelf in. Na een uurtje komt de bootsman mij halen en vervolg ik min reis. Ik geniet intens van de zon, het op spetterende water, de vrolijken Creolen in de boot en van de dorpjes die we passeren. Kinderen spelen in het water, naast vrouwen die de kleren wassen, de afwas doen, vis fileren of baby’s baden. Mannen vissen, doen hun eigen was (!), kijken toe of staan te plassen. Alles door elkaar. Kinderen zwaaien, vrouwen bedekken snel hun borsten of laten ze vrolijk bungelen. Mannen helpen ons over zandbanken en watervallen. Het is droge tijd en het water staat extreem laag. De oevers zijn kaal, er liggen overal rotsen en 3 mater hoger hangt het afval in de bomen. Regelmatig moeten we eruit om te voet verder te gaan zodat de boot over zandbanken gesleept kan worden of stroomopwaarts de watervallen op. De tocht duurt ruim 6 uur en ik kom in het pikkedonker aan. Na vele stops waarbij ik rustig afwacht of ik eruit moet, ik heb geen idee waar ik precies met zijn/ ik zie geen hand voor ogen, maar opeens zie ik mijn tas aan wal gelegd worden. Dit zal dan wel Djoemoe zijn en op goed vertrouwen stap ik uit. Het is pikkedonker en slechts in de verte zie ik een lichtje branden. De beloofde Medische Zending persoon die naar mij uit zou kijken is in geen velde of wegen te bekennen dus ik loop naar het licht en ontmoet mijn buurvrouw die geen woord Nederlands spreekt en een beetje gek overkomt, maar ze brengt me wel naar de juiste persoon. Ik ontmoet hoofdzuster Angela en zij laat mij m’n huisje ‘zien’. Er is geen licht dus veel zie ik niet maar met m’n zaklamp en een kaars hang ik mijn hangmat op, ik kook mijn eerste noodle-en-blikgroente-hapje en om 9 uur klim ik in m’n hangmat en val in een diepe slaap.
Ik slaap het klokje rond en word intens verrast als ik mijn deur open doe; nu pas zie ik op wat een schitterende plek ik ben beland. Mijn huisje staat direct aan de rivier, ik kijk uit op een waterval en zie aan de overkant weer het dorp in het water werken. Ik hang mijn hangmat op tussen twee bomen en geniet in stilte. Tevens heb ik vanochtend in het licht boekjes gevonden van voorgaande coassistenten. Ik lees hun verhalen over Djoemoe en de Medische Zending en elk verhaal begint zonder uitzondering met de belofte dat je een fantastische week tegemoet gaat, dat je je nu nog vast verloren voelt maar dat dat snel zal veranderen. Ik ben nog een beetje sceptisch want ik voel me inderdaad verloren en ik zie nog niet echt snel verandering daarin komen… Ik loop het dorpje in en ga zwemmen bij de Tapoe Watra watervallen die recht voor mijn huisje liggen, als ik terug keer naar mijn hutje ontmoet ik mijn buurgezin. Broeder Joonah woont hier met zijn vrouw en 4 kinderen sinds een half jaar. Hij probeert het woord van God te verspreiden hier maar vertelt dat het lastig is. Ik besluit op zondag echt te gaan bonden en mee te gaan naar de kerk. Uiteraard breng ik mezelf hiermee in een opeenstapeling van ongemakkelijkheden en de gevreesde vraag of ik in Nederland wel eens naar de kerk ga wordt al snel gesteld. Ik hou het een beetje oppervlakkig en mompel ‘niet zo vaak’. Ik denk niet dat hij erop zit te wachten dat ik vertel dat ik niet in God geloof maar dat me dit gewoon een leuk tijdverdrijf leek!
Maandag begint mijn stage en het begint lekker op z’n Surinaams; ik werk me in het zweet om stipt 7:00 aanwezig te zijn, de rest komt langzaam binnendruppelen zodat we om 7:40 kunnen beginnen met bidden en zingen. Ik word daarna rondgeleid door dr. Glenn. Het Jaja Dande ziekenhuis is groter dan ik had verwacht; er is een overdrachtsruimte, grote wachtkamer, 4 spreekkamers, een ‘laboratorium’, een verloskamer, een verkoever en 3 zalen met 3-4 bedden voor respectievelijk mannen, vrouwen en kinderen. Er zijn twee vaccinatiekamers en een opslagkamer die ooit dienst deed als operatiekamer. Het ziekenhuis heeft zijn hoogtijdagen gehad, het geld is op en de financiering vanuit de overheid zal snel helemaal stoppen. Dan is het over voor dit ziekenhuis dat in 1962 is gebouwd door een jonge tropenarts uit Zeist en zorg biedt aan 8000 omwonende. Op het terrein van het ziekenhuis staan verder huizen in verschillende soorten en maten; van gastenverblijf tot doktershuis, het is bezaaid met groen-gele hutjes en daarmee is Djoemoe gevormd. De zorg die wordt gegeven varieert van preventie tot traumaopvang. Van huisartsenzorg tot SEH en van een paracetamolletje tot bevallingen. Allemaal gedaan door de verpleegkundige. Vandaag is het ziekenhuis een soort huisartsenpraktijk en zie ongeveer 20 patiënten die ze van A tot Z helpen; inschrijven, vitale functie controles, status zoeken, klachten horen, lichamelijk onderzoek, eventueel zelf lab doen, beleid opschrijven en dan vervolgens ook nog zelf de medicatie uitdelen. De zorg is volledig gratis en niemand gaat hier weg zonder een zakje pillen, al is het maar een zakje multivitaminen. Mocht het moeilijk worden dan komt dr. Glenn kijken, een Filipijnse tropenarts die geen woord Nederlands of Samaracaans praat. Mocht het ook voor hem te ingewikkeld zijn dat zorgt hij voor een verwijzing naar het Diaconessenhuis in Paramaribo. Mijn eerste dag wordt niet gevuld met moeilijke dingen; snottebellen, diarree, hoofdpijn, krentenbaard en mijn buurvrouw die inderdaad gek blijkt te zijn; haar status moet ik zoeken in de bak ‘psychiatrische patiënten’. In de apotheek schrijven we voor de 20 mensen ongeveer 60 zakjes pillen en zalfjes voor en daarmee zit de werkdag erop, het is 11:00 en vanaf nu alleen nog maar spoedgevallen. Met dr. Glenn bezoek ik nog even het schooltje van Djoemoe en daarna stap ik tevreden in mijn hangmat. Ik kijk naar de kinderen die met de schoolboot naar huis worden gebracht en lees ondertussen het boek over het ontstaan van het ziekenhuis. Hierdoor realiseer ik me des te meer hoe grote functie het heeft. De tropenarts vertelt dat toen hij hier kwam in 1959 70% van de kinderen onder de 5 jaar overleed en dat het heel normaal was dat een vrouw 4 kinderen had waarvan er nog maar eentje leefde, als de vrouw de bevalling al had overleefd. Met trots vertelt hij dat vanaf het moment dat hij er was er geen vrouw meer is overleden, weinig kinderen overleden en er een polio-epidemie is voorkomen. Als ik het boek uit heb vraag ik me af wat de toekomst is voor de 57.000 Creolen die afhankelijk zijn van de ziekenhuisjes van de Medische Zending; gaat het weer terug naar af? Gaan ze weer sterven aan geïnfecteerde wondjes, longontsteking en diarree?
Dinsdag breng ik mijn dag door met zwangeren. Ongeveer tien zwangeren komen voor controle. De gemiddelde leeftijd van de eerste zwangerschap is ongeveer 14-15 jaar en gemiddeld komen er dan wel 6-7 kinderen. Het werk dat de verpleegkundige doen doet niet onder voor wat ik in het Diaconessenhuis heb gezien en ze maken zelfs zelf de echo’s. Ik voel, meet en schrijf mee en om 12 uur zit mijn dag er weer op. Ik trek mijn wandelschoenen aan en loop het dorp in om daar Ben te ontmoeten. Ben is een van de weinige in het dorp die goed Nederlands spreekt en als ik de vorige coassistenten mag geloven een top vent. Ik ga met hem Ananasberg beklimmen; eerst een uur door de jungle lopen en dan is er een grote rotsformatie. We klimmen erop en hebben prachtig uitzicht over de jungle. Én de berg staat vol met ananassen!
Woensdag wordt het ziekenhuis omgetoverd tot consultatiebureau. De verpleegkundige worden opeens jeugdartsen en zien kinderen van 0-5 jaar. In grote getalen komen de vrouwen met baby's op hun rug en vrolijke peuters achter ze aan gehobbeld. Ze worden gewogen, nagekeken en eventueel gevaccineerd. De moeders wordt op hun hard gedrukt om écht alleen maar borstvoeding te geven omdat van flesvoeding het kindje niet hier groeit, of juist te hard groeit... Het is maar net welk kind er voor je zit... Ze reageren ook allemaal anders op mij; een baby begint te huilen, een peutertje kan niet meer stoppen met lachen en de kleuter kijkt me aan alsof ik van een andere planeet kom. Ik kijk ook mijn ogen uit; elk kind lijkt een navelbreuk te hebben, ik zie een kind met klompvoetjes en Leishmaniasis komt langs. Maar het is vooral veel papierwerk... Na eindeloos groeicurven ingevuld te hebben is de dag voorbij, de werkdag wel te verstaan, het leukste komt nog! Ik ga weer op pad met Ben en dit keer gaan we vissen en kaaimannen schieten. Het is prachtig in de jungle en kaaimannen in overvloed. We schieten er eentje en nemen ‘m mee om morgen op te eten.
Donderdag besluiten alle vrouwen van het dorp maar weer eens bloeddrukpillen te gaan halen, want tja, dat is misschien al wel weer 8 maanden geleden voor het laatst gedaan... Bij de eerste bloeddruk moest ik dan ook lang zoeken omdat ik niet gewend ben tot 240 op te pompen... Omdat het zo druk is, doe ik de registraties zelf; naam noteren, nummer geven, wegen, bloeddruk meten, alvast een pil geven als de bloeddruk te hoog is en status zoeken en dat allemaal terwijl een vrouw honderduit praat in het Samaracaans... De vrouwen die geen hoge bloeddruk hebben komen vandaag massaal met de klacht 'lichaamspijnen', wat een dag... Gelukkig staat er weer een leuke middag te wachten; kaaiman villen en eten!
Vrijdag was het alweer tijd terug te gaan. De vorige coassistenten hebben niet gelogen; de tijd is omgevlogen! Ik pak het vliegtuig terug naar Paramaribo. Met een klein vliegtuigje over een grasveld opstijgen en dan vervolgens over de Suriname rivier, de dorpjes van boven zien en dan de eindeloze groene deken. Prachtig! Na 50 minuten bereikte we de stad weer en zag ik de wirwar van huisjes en gekleurde daken. Ik was weer terug en na een knallend feest in het zwembad zit het er echt op. Ik pak mijn spullen, neem afscheid van Suriname en vlieg terug naar Nederland…
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley